Het klein hoefblad, pionier van de lente in het wild, is al haast niet meer in bloei te zien. Een ware explosie van bloei is in plaats daarvan op gang gekomen. Dit was voor ons aanleiding om te kijken wat er aan eetbare flora te vinden was in de Hel- en Zuilespolder in de Biesbosch. Hieronder de plantjes die we hebben geproefd.
De pinksterbloem (Cardamine pratensis)– Een soort die in Nederland achteruitgaat. We hebben dan ook een enkel klein blaadje geproefd en de rest laten staan. Het smaakte bloemig met een pittige nasmaak, een lichte hint naar mosterd. De plant is rijk aan vitamine C. Hij bloeit in de periode voor Pinksteren, met eind april als hoogtepunt. De Pinksterbloem is een kruisbloem, dus familie van o.a. Kool, Veldkers en Herderstas.
De kleine brandnetel (Urtica urens)– De lentebrandnetels worden als de beste geacht. Vooral de verse blaadjes bovenin. Deze kunnen trouwens het hele jaar door geconsumeerd worden, ook van de Grote brandnetel. Vers kan de werking van de glashaartjes ongedaan gemaakt worden door het blaadje op te rollen en te wrijven. Het roosteren van Brandnetel boven een vuurtje doet hetzelfde, maar levert een droog-knapperig resultaat op. Er kan ook soep en thee van gemaakt worden. De Brandnetel heeft qua smaak een heel eigen karakter: ‘groen’ en een beetje stroef. Vers smaken ze wel fris daarbij. Langdurig veel brandnetelthee drinken is niet aan te raden. De thee wordt gebruikt als reinigingskuur, vanwege de vochtafdrijvende werking. Er voldoende ander vocht naast drinken, valt dus aan te bevelen. We hebben blaadjes geproefd van een netel die bovenin een knotwilg groeide, wat in verband met mogelijke besmetting met o.a. wormen van wilde dieren veiliger is.
Smeerwortel (Symphytum)– Een plant die graag groeit op vochtige, zanderige, maar voedselrijke bodem. In weelderige grasranden is hij veel te vinden. In tuinen doet hij het ook vaak goed. Te goed volgens sommige tuiniers. Smeerwortel wordt medicinaal gebruikt en als groenbemester. De bladeren worden ook wel toegevoegd aan de composthoop. De kleine, onvolgroeide blaadjes zijn te eten, maar met mate! Dit exemplaar heeft al bloemknoppen.
De paardenbloem (Taraxacum officinale)– Van oorsprong een immigrant uit Afrika die door de mens is verspreid (Wikipedia.) Het is een composiet, dus familie van o.a. de Zonnebloem, Margriet, Witlof, Distels en Artisjok, een hele grote familie! De paardenbloem komt onder heel veel omstandigheden voor in vele variaties. Hij wordt ook wel Molsla genoemd omdat de opkomende bladeren in het donker werden gehouden. De bleke bladeren werden dan gegeten. De groene zijn echter ook eetbaar. Lekker op bijvoorbeeld een boterham met kaas (Midas Dekkers). Dit hebben we niet gedaan, omdat de bladeren, in een rozet, dicht bij de grond groeien. Goed wassen van te voren is dus een ‘do’ wanneer je niet zeker bent van de omgevingsfactoren. Dat kan bijvoorbeeld in water met zoutoplossing. Stadswandelaars Marco en Richard